Vraag
Dochter wil dat de zorgaanbieder de achterdeur standaard op slot doet omdat ze bang is dat moeder wegloopt. Deze geeft steeds vaker aan naar de stad te willen gaan. De zorgaanbieder gaat niet mee in het verzoek van dochter. Dochter meldt zich nu bij de cliëntvertrouwenspersoon (CVP). Wat doe je?
Antwoord:
Je kunt aan de dochter uitleggen dat zij uiteraard haar zorgen kenbaar mag maken bij de zorgaanbieder maar dat zij niet degene is die bepaalt hoe de zorg wordt vormgegeven. Het afsluiten van de achterdeur valt onder een beperking van de bewegingsvrijheid. Moeder kan nu niet meer de tuin in. En bovendien haar medebewoners ook niet meer. Dochter moet eerst met de zorgaanbieder om de tafel gaan zitten en met elkaar bespreken of het echt noodzakelijk is dat de achterdeur op slot gaat. Is er daadwerkelijk sprake van een ernstig nadeel? Kan het ernstig nadeel ook op een andere manier worden afgewend? Denk aan een sensor?
Ook als moeder zich daartegen niet verzet, moet het stappenplan worden gestart mocht ertoe worden besloten om de deur op slot te doen. Een beperking van de bewegingsvrijheid valt immers onder de drie vormen van zorg die ook zonder verzet van cliënt en vertegenwoordiger en bij wilsonbekwaamheid ter zake van moeder volgens het stappenplan moet worden behandeld.
Daarnaast is het dan ook een beperking van de bewegingsvrijheid voor de andere bewoners, tenzij niemand van de andere bewoners nog daadwerkelijk aanstalten maakt om naar buiten te gaan (of om te lopen). Als CVP kun je aan bieden om mee te gaan naar het overleg met de zorgaanbieder.