Is er sprake van onvrijwillige zorg als het de cliënt niet is toegestaan om twee verschillende sokken te dragen? En wie kan de client hierin ondersteunen?
Vraag:
Noah komt tijdens een locatiebezoek naar de CVP Wzd toe. Hij heeft een kwestie. Hij draagt graag iedere dag twee verschillende sokken, maar dat mag niet van de begeleider. De begeleider zegt dat hij dan voor gek loopt en dat het daarom niet mag. Noah vraagt of de CVP Wzd hem hierin kan ondersteunen. Wat kan de CVP Wzd doen?
Antwoord:
Als CVP Wzd ben je er voor de ondersteuning van cliënten (en vertegenwoordigers) die geconfronteerd worden met onvrijwillige zorg. Maar is er bij het niet mogen dragen van 2 verschillende sokken wel sprake is van onvrijwillige zorg? Want bij onvrijwillige zorg denk je toch eerder aan serieuze zaken als niet van de kamer af mogen of niet naar buiten mogen, medicatie moeten slikken die je niet wilt, je telefoon moeten inleveren, als er een camera in je kamer hangt.
Moet de CVP Wzd deze kwestie behandelen of moet de CVP Wzd doorverwijzen naar de klachtenfunctionaris of de vertrouwenspersoon zorg? Een vraag die in de praktijk gesteld wordt. Moet de CVP Wzd zich bezighouden met deze kwestie of alleen met de ernstiger vormen van onvrijwillige zorg?
Wie zijn wij om te stellen dat dit punt niet ernstig genoeg is?
Ook dit is een voorbeeld van onvrijwillige zorg. Want onvrijwillige zorg is kortweg te omschrijven “als alles wat je wel wil maar niet mag en moet maar niet wil”. En wat nauwkeuriger geformuleerd: onvrijwillige zorg is o.a. ‘het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder begrepen het gebruik van communicatiemiddelen. (Wzd artikel 2 lid 1h).
Deze kwestie sluit dus aan bij het doel van de Wzd, dat de cliënt bepaalt welke zorg hij wil, of daar waar de beslissing voor de cliënt te ingewikkeld is, de vertegenwoordiger. De cliënt heeft er last van, dus hij bepaalt. Door ook kwesties als deze te ondersteunen draagt de CVP Wzd bij aan een verdere bewustwording rond het recht op zeggenschap en de rechtspositie van cliënten, bij cliënten zelf, hun vertegenwoordigers en de zorgverleners.