Vraag over wanneer de CVP het dossier opvraagt

In artikel 58 lid 2c Wzd is vastgelegd dat een CVP ‘voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is, en de client of zijn vertegenwoordiger daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd inzage krijgt in de dossiers van de zorgaanbieder’. Een CVP moet dus goed kunnen beargumenteren dat hij voor de ondersteuning aan een client of vertegenwoordiger inzage in het dossier nodig heeft. Dat hoeft lang niet altijd het geval te zijn bij elke vraag of verzoek van een client of vertegenwoordiger. Bovendien kun je uit dit wetsartikel ook afleiden dat je als CVP niet het gehele dossier gaat ‘doorspitten’. Je neemt als CVP alleen die informatie door die in het specifieke geval nodig is. Daarnaast kun je er ook voor kiezen om samen met de cliënt of zijn vertegenwoordiger het dossier door te nemen. Overigens heeft een cliënt altijd recht op inzage in zijn dossier. Dat is vastgelegd in de Wgbo.

Wie moet hier toestemming voor geven en hoe?

Antwoord:

In de Wzd is het uitgangspunt dat de cliënt wilsbekwaam ter zake is, tenzij is vastgesteld dat een cliënt wilsonbekwaam ter zake is volgens de zorgvuldige procedure van de Wzd. Dus in beginsel vraag je altijd toestemming aan de cliënt zelf, ook als een vertegenwoordiger een beroep doet op de CVP. Indien de cliënt wilsonbekwaam ter zake is, mag de vertegenwoordiger vervangende toestemming geven. Ook dan geldt dat de CVP alleen die informatie doorneemt, en bespreekt met de vertegenwoordiger, die noodzakelijk is voor de vraag die een vertegenwoordiger heeft. Het is dus niet de bedoeling om het gehele dossier samen met de vertegenwoordiger door te nemen. Er kunnen ook zeer vertrouwelijke dingen in het dossier staan die jullie niet nodig hebben om met de vraag aan de slag te gaan. 

Plaats een reactie