Het recht op zorg zonder dwang

In gesprek met Brenda Frederiks over de Wet zorg en dwang

Mariëlle van der Velden

Brenda Frederiks is jurist en gezondheidswetenschapper met speciale aandacht voor het
recht in de langdurige zorg.

Per 1 januari 2020 trad, na een lange aanloopperiode, de Wet zorg en dwang (Wzd) dan toch in
werking als vervanger van de wet BOPZ die tot dan de rechtspositie van wilsonbekwame
bewoners in de verpleeghuizen regelde. De Wzd geldt in en buiten de instelling, volgt dus de
persoon ongeacht zijn verblijfplaats en onderscheidt zich hiermee van de wet BOPZ. Het
uitgangspunt van de Wzd is: geen onvrijwillige zorg, tenzij het niet anders kan. Terwijl er vanuit
de verschillende beroepsverenigingen nog kritische kanttekening geplaatst werden rondom de
uitvoer van de wet besliste de minister dat, hoewel de wet per 1 januari 2020 in werking zou
treden, het jaar 2020 als overgangsjaar voor de implementatie werd gezien.

We spraken met Brenda Frederiks over een aantal onderwerpen met betrekking tot de Wzd.

COVID-19 en Wzd

Nog geen drie maanden na de invoer van de wet stonden de verpleeghuizen al voor een grote
uitdaging. Het coronavirus greep om zich heen. Om de meest kwetsbare ouderen in het
verpleeghuis te beschermen werden op 16 maart 2020 de deuren van de verpleeghuizen voor
bezoek gesloten in de hoop hiermee het virus buiten de deur te houden. Helaas verspreidde het
virus zich toch in de verpleeghuizen. Het beperken van het bezoek en de andere maatregelen
die getroffen werden om verspreiding van het virus tegen te gaan stonden vaak haaks op het
doel van de Wzd, namelijk de vrijheid van mensen met dementie zoveel mogelijk te
waarborgen.

In het gesprek is Frederiks hier heel duidelijk in en refereert aan een essay geschreven voor
het centrum ethiek en gezondheid getiteld ‘COVID-19 in verpleeghuizen, juridische en morele
bespiegelingen over de restrictieve maatregelen’. In dit essay wordt gereflecteerd op de
impact van het bezoekverbod op bewoners en familie vanuit juridische en ethisch perspectief.

“In de eerste fase was er sprake van een crisissituatie, waarbij een noodverordening werd
ingesteld voor het beperken van het bezoek. Nadat de grootste piek voorbij was rondom
COVID-19, werden de noodverordeningen en de Wet publieke gezondheid ook gebruikt voor
andere beperkingen dan bezoekbeperkingen. Zoals rustgevende medicatie, bewoners opsluiten
in hun kamer etc. Dat zijn maatregelen die raken aan de Wzd maar niet altijd als zodanig
werden gezien en weggezet. Het Ministerie had ook duidelijker mogen zijn over de verhouding
tussen de Wzd en de Wet publieke gezondheid. De noodverordening en later de tijdelijke wet
COVID die tot een aanpassing leidde van de Wet publieke gezondheid zeiden niets over het feit
of bewoners nog naar buiten mochten gaan. Maar veel bestuurders handelden daar wel naar”.

Dilemma’s rondom invoering van de Wzd

Behalve de COVID-19 pandemie speelden er nog meer dilemma’s rondom de invoering van de
Wzd. Vanuit de beroepsverenigingen zijn er steeds allerlei voorbehouden geweest ten aanzien
van de uitvoering van de wet. Dit heeft ertoe bijgedragen dat de implementatie maar
mondjesmaat op gang kwam.

De kritiek op de wet vanuit het werkveld is Frederiks niet onbekend. “De stappen zijn mogelijk
te uitgebreid, maar de extra toets blijft belangrijk, daar blijf ik achter staan”. De discussie vanuit
het werkveld richt zich met name op de vraag in hoeverre het nu noodzakelijk is dat deze toets
door een externe deskundige gedaan wordt. Frederiks erkent dat hier meer nuance in
aangebracht had mogen worden. Zij heeft in de aanloop van de wet ook geadviseerd om hierin
onderscheid te maken tussen zware en lichte vormen. Echter ze benoemt ook dat er nog veel
kleine zorgorganisaties zijn, die intern niet onafhankelijk kunnen toetsen. “Soms heb je die
toetsing door externe deskundigen echt nodig. Het is niet makkelijk om dat allemaal te vangen
in de wet”. Overigens heeft de Tweede kamer een dag voor het gesprek gestemd over de
amendementen en de moties voor de reparatie wet die een week geleden behandeld werd.
Daarin is ook het standpunt van de externe deskundige behandeld. Het ziet er naar uit dat de
externe deskundige niet meer van buitenaf hoeft te komen, maar wel onafhankelijk moet zijn.
Ook wordt in het stappenplan iets geschrapt.

Reikwijdte van de Wzd

De Wzd geldt niet alleen in de instelling maar ook buiten de instelling zoals in de thuissituatie en
in de ziekenhuizen. In eerste instantie was men vanuit de VVT terughoudend in de thuissituatie
en pakten de huisartsen de handschoen niet op ten aanzien van hun rol bij de Wzd. Frederiks
ziet dat er langzaam maar zeker ook beweging komt in de ambulante uitvoering van de wet. In
Amsterdam is door de stuurgroep ouderen van de Amsterdamse Huisartsen Alliantie in
samenwerking met diverse deskundigen een handreiking uitgebracht waarin de betrokkenheid
en verantwoordelijkheid van de huisartsenvoorziening bij de Wzd in de thuissituatie beschreven
wordt.

Daarnaast is er vanuit ActiZ een oproep gedaan om deel te nemen aan praktijktuinen om de
ambulante wet zorg en dwang verder te implementeren. Binnenkort wordt ook de handreiking
voor ziekenhuizen met betrekking tot de Wzd verwacht.

Frederiks benoemt het jammer te vinden dat er concessies zijn gedaan aan het oorspronkelijke
uitgangspunt van de Wzd, namelijk dat de Wzd persoon volgend was. Dit betekent dat ook in de
ziekenhuizen bij het toepassen van onvrijwillige zorg bij mensen met dementie het stappenplan
gevolgd moet worden. Mede onder druk van de ziekenhuizen is de Wzd toch minder
clientvolgend dan in eerste instantie werd gedacht. Indien onvrijwillige zorg opgenomen is in het
zorgplan, dan wordt dit voortgezet in het ziekenhuis vanuit dit zorgplan. Indien andere
(onvrijwillige) maatregelen worden ingezet dan beslist de behandelaar hierover en valt dit onder
de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO). De behandelaar hoeft dan niet
het stappenplan toe te passen. Indien inzet van de maatregelen zijnde onvrijwillige zorg wordt
voortgezet wordt na ontslag naar huis of naar het verpleeghuis dan dient vanaf dat moment het
stappenplan wel gevolgd te worden.

Daarnaast geldt de wet alleen voor zorgverleners en zorgaanbieders. Als er mantelzorgers
betrokken zijn bij het uitvoeren van onvrijwillige zorg, vallen deze niet onder de Wzd. Frederiks
noemt het voorbeeld in de thuissituatie als mantelzorgers bijvoorbeeld de deur op slot doen of
toezichthoudende domotica in zetten. Indien een medewerker van de thuiszorg medicatie in de
koffie oplost of een deur dicht doet, dan weer wel.

Reparatie van de wet en Wvggz

De scheiding tussen wetgeving voor de langdurige zorg (Wzd) en wetgeving voor de geestelijke
gezondheidszorg (Wvggz) wordt door het werkveld als knelpunt ervaren. Frederiks geeft aan
dat dit punt als motie is aangenomen door de tweede kamer. Men is het erover eens dat dit
eenvoudiger zou moeten. Hoe de uitvoer hiervan moet gebeuren is nog niet helder.

De aanpassing van de wet zal dus nog even op zich laten wachten. Begin juni is de wet
behandeld in de Tweede kamer, waarna een week later gestemd is over de moties en de
amendementen. De vervolgstap om deze te laten passeren in de Eerste Kamer is ook reeds
genomen. De evaluatie van de Wzd is inmiddels gestart. De eerste resultaten zijn waarschijnlijk
eind dit jaar bekend. De aangenomen amendementen en moties zullen vervolgens nog vertaald
moeten worden naar aanpassingen.

Kortom we zullen toch nog even geduld moeten hebben.

Wie zich verder wil verdiepen in de procedures vindt op de pagina van de Tweede Kamer alle
recente moties en amendementen.

Eerste cijfers

Frederiks is erg benieuwd naar de cijfers uit de eerste registratie die in juli plaats gaat vinden.
Iedere zorgaanbieder die in het locatie register staat ingeschreven moet deze gaan aanleveren.
Alle negen vormen van onvrijwillige zorg moeten uitgewerkt worden met een toelichting van de
bestuurder erbij. Formats en uitleg hierover is te vinden op de website van de Inspectie.

Oproep

Op de vraag of ze nog een boodschap heeft voor de specialisten ouderengeneeskunde
antwoordt Frederiks: “Zet nu niet meteen de hakken in het zand. Focus niet zoveel op de
administratieve lasten en de kosten. Zie de voordelen van de wet voor de cliënten. Er zijn zeker
verbeterpunten zoals mogelijk wat stapjes minder en onderscheid maken wat betreft de inzet
van een externe deskundige, maar laten we ons vooral richten op het doel van de wet. Zo min
mogelijk onvrijwillige zorg en zoveel mogelijk vrijheden. Dit is in het belang van de cliënten en
zal uiteindelijke ook leiden tot minder administratieve lasten en lagere kosten”.

Uitgebreide informatie en handreikingen in het kader van de Wzd zijn te vinden op de website
van de overheid. (www.dwangindezorg.nl)

Auteur

dr. Mariëlle van der Velden, specialist ouderengeneeskunde, senior onderzoeker, HAG/ HSR
Universiteit Maastricht, Cicero-zorggroep, Brunssum
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)

Plaats een reactie